Veteraan Maarten van Eekelen (81) en oud inwoner
Margret Vreedenburgh (75)
halen herinneringen op.
Zestig jaar na de vergeten strijd om Nieuw-Guinea.(deel
7 van 7)

Maarten van Eekelen en Margret Vreedenburg maakten aan den
lijve de laatste koloniale jaren van Nederland in De Oost mee.
Hij als dienstplichtig soldaat, zij als dochter van een Nederlandse beroepsmilitair.
Interview met Maarten
De berg in het dorp Sorong in Nieuw-Guinea waar de gezinnen van officieren woonden.
BRON BN DE STEM 27 AUGUSTUS 2022
Waar we de slachtoffers van de oorlog in Indonesië elk jaar in
augustus herdenken, hoor je over de koloniale strijd om Nieuw-Guinea
niet veel. Het bleef bij Nederland horen nadat Indonesië in 1949
onafhankelijk werd. Onder zware druk van de VS moest Nederland in 1962
het gezag over het westelijk deel van het Papoea-eiland alsnog overdragen
aan Indonesië.
Zo werd een nieuwe grote oorlog voorkomen.
Margret Vreedenburg met hond in Sorong.
Je liep er altijd op slippers het was altijd warm.
Het huis van Margret Vreedenburgh in Sorong, Nieuw-Guinea Het stond er nog toen ze in de jaren 1980 een keer terugkeerde.
Florence imandt
We praten met twee West-Brabanders die de laatste koloniale jaren van
Nederland in De Oost aan den lijve meemaakten: de één
als dienstplichtig soldaat die uit avontuur koos voor uitzending, de
ander als dochter van een Nederlandse beroepsmilitair die in Nieuw-
Guinea met jongeren van allerlei nationaliteiten een gelukkige jeugd
beleefde.
'We waren vlak bij elkaar toen'
Pas vele tientallen jaren later kwamen Maarten van Eekelen uit Lepelstraat
(81) en Margret Vreedenburgh (75) uit Bergen op Zoom (beiden oud-politici)
erachter dat ze destijds in het dorp Sorong op een steenworp afstand van
elkaar leefden. Maarten verdedigde de Nederlandse belangen vanuit een
geschutsputje achter het huis waar Margret met haar ouders en twee broers
woonde. Tijdens een dubbelinterview zestig jaar na Nederlands 'laatste
oorlogje' is er herkenning en begrip, maar ook verschil van mening over
de rol van Nederland.
Maarten van Eekelen: ,,Wat deden we daar eigenlijk? Wat moesten wij
daar met onze karabijntjes? Ik vond het destijds wel stoer om daarmee
te lopen, ik had ook nog een eigen pistool. Maar later verandert je
visie op het leven en de maatschappij en denk je 'wat konden we weinig
uitrichten voor de Papoea's'. We hebben ze in de steek gelaten toen
we daar weggingen. Nederland had gewoon nooit aan Nieuw-Guinea vast
moeten houden in 1949. Onze missie was zinloos."
Net zo goed koloniseren
Margret Vreedenburgh: ,,Vergeet niet dat de mensen die op Nieuw-Guinea
woonden, geen Indonesiërs waren. Wat Indonesië deed, was net
zo goed koloniseren. De inheemse bewoners van Nieuw-Guinea - de Papoea's
- zijn geen Aziaten, maar mensen van het Melanesische ras met een hele
andere achtergrond."
,,De bedoeling van Nederland was de Papoea's op een hoger plan te brengen,
ze te ontwikkelen. Tegelijkertijd was het eiland na de onafhankelijkheidsstrijd
in Indonesië een aantrekkelijk woongebied voor oud-KNIL'ers geworden.
Veel Indische militairen die niet naar Nederland wilden en liever in
de regio bleven, gingen in Nieuw-Guinea wonen."
Maarten van Eekelen en Margret Vreedenburgh waren allebei jong in de
jaren vijftig en zestig. Allebei belandden ze duizenden kilometers ver
van huis in een onbekende en exotische wereld. Met dit verschil dat
hij er zelf voor koos, terwijl zij als elfjarige in 1958 met haar ouders
meeging naar Nieuw-Guinea.
Geen vastomlijnde ideeën over de toekomst
Margret Vreedenburgh: ,,Ik was gewend vaak te verhuizen omdat mijn vader
officier in het leger was. Op mijn tweede verhuisde ik al van Semarang
waar ik was geboren, naar Nederland. Je stelde in die tijd geen vragen.
Je ging gewoon mee. Ik had geen vastomlijnde ideeën over de toekomst
of zo. Daar was in die tijd niemand mee bezig."
Maarten van Eekelen: ,,Als ik dan toch in dienst moest, ging ik liever
iets avontuurlijks doen. Het verhaal ging dat het militaire gedril in
Nieuw-Guinea veel minder was dan in Nederlandse kazernes. Dat leek me
wel wat, ik had een bloedhekel aan discipline."
Ze wisten geen van beiden wat hen te wachten stond op het nog weinig
ontwikkelde eiland. ,,Toen ik in januari 1961 vertrok, wist ik dat er
een conflict was met Indonesië omdat de Indonesische president
Soekarno, Nieuw-Guinea erbij wilde hebben. Het lag in Azië, dat
wist ik ook. Verder heb ik me er niet in verdiept. Ik dacht: 'ik ga
gewoon en ik zie wel'."
Opleiding: bezoek Tropenmuseum
De Nederlandse militairen die werden uitgezonden kregen een opleiding
van twee maanden. ,,We gingen naar het Tropenmuseum en we kregen uitleg
over geslachtsziekten. In november was een troepenschip vertrokken,
maar nadien gingen militairen met het vliegtuig, tussen de burgers.
Ik vloog samen met nog vier militairen - in burgerkleding - met een
DC-7 via Reykjavik, Anchorage en Tokio en dan pas naar Biak. Veel landen
hadden hun luchtruim voor Nederland gesloten."
Margret Vreedenburgh vloog met haar ouders via exact dezelfde route
om in het dorp Sorong op Nieuw-Guinea te geraken. ,,We moesten een paar
uur doorbrengen in Tokio vanwege onderhoud aan het vliegtuig. De geisha's
die daar nog in vol ornaat rondliepen en hun werk deden, maakten grote
indruk op mij."
Cultuurschok: nog nooit rijst gegeten
Waar Margret Vreedenburgh thuis gewend was aan koloniale sferen, was
de cultuurschok voor Lepelstraatse Maarten van Eekelen immens. ,,Verder
dan Bergen op Zoom was ik nooit geweest, ik had ook nog nooit rijst
gegeten. Je kreeg een bed dat met de poten in een blik water werd gezet
tegen de mieren en er was een klamboe tegen de muggen. We gingen eten
in de 'vreetschuur', zo noemden we dat. Er stonden lange tafels met
nasi in pannetjes. Die tafels zaten helemaal onder de blauwe vliegen.
Het eten was niet te vreten, maar later werd het beter.">
De eerste opdracht van Van Eekelen was helpen in de 'vreetschuur' en
bij het afmeren van het schip De Evertsen van de Nederlandse marine.
,,Ik zat op een boei en verbrandde heel erg. Ik moest meteen naar de
ziekenboeg. Daarna werd ik waswacht, ook niet echt een militaire taak.
Maar dat kwam geleidelijk wel toen we op patrouille moesten, bij wijze
van oefening. Er ging altijd een hospik mee om her en der de lokale
bevolking te helpen."
Het echte serieuze werk begon eigenlijk pas toen Indonesië vanaf
april 1962 duizenden 'infiltranten' naar Nieuw- Guinea stuurde, om zo
de druk op Nederland op te voeren. ,,Dat waren parachutisten die overal
werden gedropt of ze kwamen met prauwen (vaartuigen, red.). Veel van
die parachutisten zijn omgekomen, ze bleven hangen in de bomen in de
jungle. Het waren ongetrainde, jonge Indonesische burgers die met wapens
en handgranaten op pad werden gestuurd. Onze belangrijkste opdracht
werd: infiltranten opsporen en uitschakelen."
'Je moest altijd blijven liggen'
De Nederlandse jongens gingen rond tuinen liggen op acht meter van elkaar,
dat herinnert de veteraan zich glashelder. ,,De infiltranten moesten
eten en klopten daarvoor bij de Papoea-bevolking aan, was de gedachte.
Onze pelotonscommandant was een oud-KNIL'er die van wanten wist en daar
was ik blij mee. Er waren allerlei geluiden in de bush die je niet kon
verklaren, soms ook van die tropische regenbuien, maar je moest te allen
tijde blijven liggen. Dan was ik wel eens bang ja."
Eén keer heeft Maarten van Eekelen iets heel naars meegemaakt.
,,Ik heb nooit echt gevochten. Wel heb ik een keer een infiltrant met
zijn handen op zijn rug meegenomen naar een prauw. Dat was afschuwelijk.
Vooral jaren later. Wat er gebeurde, daar wil en kan ik niet over praten.
Het is een trauma."
Heftige tijd
,,In combinatie met het overlijden van mijn moeder, maakt dat het achteraf
tot een hele heftige tijd. Mijn moeder stierf toen ik vier maanden in
Nieuw-Guinea was. Ik wist uit brieven van mijn vader en zussen dat ze
leverkanker had en niet meer beter zou worden. Ik wist ook dat ik niet
terug naar Nederland zou kunnen als het zover was. Op de dag van haar
begrafenis kreeg ik een telegram."
,,Ik was toen op Jefman, een klein eilandje voor de kust van Sorong
met een vliegveld, in een alarmstelling. De aalmoezenier kwam het bericht
brengen. Ik mocht naar mijn kamer. En dat was het."
,,Ik werd gecondoleerd door anderen, maar liet mijn verdriet niet aan
hen merken. Ik was een haantje de voorste, was er altijd bij als er
biertjes aan de kali (rivier, red.) werden gedronken. Maar achteraf
gezien, had het grote impact. Tijdens mijn vertrek uit Lepelstraat,
was mijn moeder me rond mijn nek gevlogen tijdens een afscheidsbijeenkomst
in de schuur. Ze was, als enige van de familie, heel emotioneel. 'We
zien elkaar nooit meer', zei ze. Er kwamen bij mij ook tranen. En helaas
bleek het zo te zijn dat ik haar daarna nooit meer heb gezien."
En er is nóg een gebeurtenis die indruk maakte, op hen allebei.
Dat was toen in Sorong een politieman werd doodgeschoten. De lokale
politie had een diverse samenstelling, Papoea's, Nederlanders en mensen
met gemengde achtergrond. ,,De vader van Peggy, een klasgenootje van
mij, werkte bij de politie en was een zoektocht begonnen naar de eerste
infiltranten die geland waren", vertelt ze. ,,Hij was niet thuisgekomen
en dat werd in de klas meegedeeld."
,,De volgende dag hoorden we dat hij was doodgeschoten. Dat is voor
dertien- veertienjarigen heftig. Nu zie je van alles op tv, maar hoe
'doodschieten' gaat, was dat voor ons een begrip dat niet helemaal doordrong."
Ontroerd door onvermoede nabijheid
Wel voor Maarten van Eekelen en zijn peloton die het lichaam van de
politieman gingen zoeken en hebben gevonden. Als hij dat vertelt tijdens
het gesprek, is het Margret Vreedenburgh die ontroerd raakt, omdat het
hen onverwacht zo dicht bij elkaar brengt. ,,Ik heb nog steeds contact
met Peggy, ze is na de begrafenis meteen met familie naar Nederland
vertrokken."
het tragische incident gaf aan dat het Soekarno ernst was met zijn
oorlogsdreigingen. ,,Dat was voor het eerst dat er bij ons thuis over
gesproken werd en dat het ons als kinderen duidelijk werd waarom wij
als gezin in Nieuw-Guinea zaten. Nadat de infiltranten kwamen, werd
het spannender. Er waren verduisteringsoefeningen en je hoorde op school
dat Soekarno radioboodschappen uitzond dat hij met duizend prauwen Vogelkop
- waar Sorong lag - zou bezetten."
,,We kregen EHBO-lessen en veiligheidsinstructies. 'Dekking te zoeken
onder tafel', bijvoorbeeld, wat we niet deden toen we naar het schoolraam
renden om een achtervolging van infiltranten te zien. Zodra ik dat thuis
vertelde, was mijn vader woedend. We hadden volgens hem geraakt kunnen
worden door een verdwaalde kogel. Daarna was het gedaan met onze vrijheid.
We mochten niet meer lopend naar school, maar werden met de drie-tonner
van het leger opgehaald."
Halsoverkop evacueren
Margret Vreedenburgh woonde in een stenen huis en ging 's morgens naar
school waar ze tussen tal van andere nationaliteiten haar lessen volgde.
's Middags ging ze meestal naar het strand. ,,Je liep op slippers,
het was altijd warm en gezellig. Dat miste ik enorm toen we na de soevereiniteitsoverdracht
in augustus 1962 halsoverkop moesten evacueren naar Nederland. Nu denk
ik nog vaak aan die tijd daar. 'Het was ons laatste oorlogje', schreef
John Jansen van Gaalen. Maar ik vind dat het geen vergeten 'oorlogje'
mag worden."
Daar vindt het tweetal elkaar. ,,Spijt dat ik er was, heb ik niet",
zegt de Lepelstraatse veteraan. ,,Wat ik daar meemaakte in een jaar
tijd is voor mij persoonlijk een verrijking geweest. Maar het had heel
anders kunnen lopen als de VS niet hadden ingegrepen en we in oorlog
met Indonesië verzeild waren geraakt."
Feiten en cijfers
Vanaf 1950 zijn er steeds maximaal 2500 Ne derlandse militairen in West-Nieuw-Guinea
(oost hoorde tot 1975 bij Australië)
Na 1958 lopen spanningen tussen Nederland en Indonesië op
1960-1962: maximale Nederlandse troepen sterkte van 10.000 man
1950-1962: in totaal 30.000 Nederlandse mili tairen op Nieuw-Guinea
1950-1962: 100 Nederlandse militairen omgeko men
Ter vergelijking: tussen 1945 en 1949 vochten 200.000 Nederlandse militairen
in Indonesië en kwamen ongeveer 6000 van hen om
Bronnen: Nederlands Veteranen Instituut; Neder landse Krijgsmacht
Met dank aan Bn de Stem