Van aardappel tot frites
|
Van
aardappel tot frites - Aardappelteelt - Het teeltproces van aardappelen kan worden
onderverdeeld in 5 stappen: A) grondbewerking B) planten C) groei D) oogst E) bewaren
Planten Groei
Oogst
Bewaren Aardappelen met een late rijptijd worden medio oktober geoogst. Deze rassen worden meestal in een aardappelbewaarschuur gereden. Deze bewaring is nodig omdat na oktober rooien niet mogelijk is vanwege de hoeveelheid neerslag en vorst die dan gebruikelijk is. Dit betekent dat alle aardappelen die tussen oktober en juni (nieuwe oogst) verwerkt worden uit een bewaarschuur komen. Tijdens de bewaring wordt regelmatig met grote ventilatoren lucht door de aardappelen geblazen, zo blijven ze gezond en gaan ze niet rotten.
1. Ontvangst van de aardappelen Bij binnenkomst van de aardappelen vindt in het keurlokaal steekproefsgewijs kwaliteitscontrole plaats. Van elke trailer worden steekproeven van 50 aardappels genomen. We bekijken de aardappelen op gebreken, onderwatergewicht, temperatuur en bakkleur. In sorteerdqafdeling worden de aardappelen door middel van
zeefdekken op grootte gesorteerd.
Stenen kunnen de machines zwaar beschadigen. Het is dus belangrijk dat deze er als eerste uit worden gehaald. In de ontstener zakken de stenen en andere zware bestanddelen naar beneden, terwijl de aardappelen met de waterstroom mee bovenlangs verder worden geleid. Na de ontstening gaan de aardappelen door de voorwassers om de aanhangende grond er af te wassen. Vanuit de voorwassers vallen de aardappelen in een zoutbad, waar de aardappelen met een laag soortelijk (onderwater) gewicht worden gescheiden van de rest. De fritesgeschikte aardappelen komen onder uit het zoutbad en worden verder getransporteerd naar de stoomschiller. De aardappelen met een laag soortelijk gewicht zijn lichter waardoor ze gaan drijven en uit de stroom worden verwijderd. Door hoge druk op de aardappelen te zetten, ontdoen we de aardappelen van hun schil. Door van hoge druk naar normale druk te gaan, laat de schil vanzelf los (expansie). In de borstelmachine borstelen we de schil van de aardappelen. Vervolgens worden ze over een aantal rollen getransporteerd waarbij door de loofscheider eventueel achtergebleven loof wordt afgevoerd. Op de inspectieband verwijderen we handmatig de onrechtmatigheden die nog tussen de aardappelen zitten, zoals loof en groene aardappelen. De sorteerrollen scheiden de grote van de kleine aardappelen alvorens ze naar de watermessen worden getransporteerd. De aardappelen worden met hoge snelheid door de messenblokken gespoten, waardoor de fritesstaafjes worden gesneden. Ze gaan vervolgens met hoge snelheid over de fritessorteerders met dekken waarin ronde gaten zitten. Zo sorteren we de staafjes met dezelfde lengte. De te korte en te dunne frites gaan naar de vlokkenlijn. De goede frites gaan naar de elektronische sorteerinstallatie. Zeven optische sorteermachines verwijderen fritesstaafjes met verkleuringen uit de goede stroom. Camera’s die de frites van diverse kanten bekijken, controleren de frites op gebreken (zwarte puntjes, stukjes schil e.d.) Zodra de camera’s een gebrek op de fritesstaafjes ontdekken, wordt dit staafje met luchtdruk uit de stroom gespoten. De staafjes met gebreken gaan naar de vlokkenlijn. De frites worden geblancheerd, zodat een goede gaarheid van het eindproduct kan worden verkregen. Na de blancheurs gaan de frites door een waterstroom waar door middel van een aparte behandeling de kleur wordt verbeterd. Voordat de frites de bakoven in gaan, halen we het aanhangend vocht eruit en drogen we de frites in om een krokant eindproduct te krijgen. Op de homogenisatieband wordt het resterende vocht in het fritesstaafje verdeeld, zodat later bij het bakken geen blaasjes ontstaan. In de bakoven worden de frites ongeveer 1 minuut voorgebakken in palmolie. Een filter filtert de olie voortdurend en verwijdert kruim. Na het bakken koelen we de frites zo snel mogelijk tot 4°C, zonder dat ze aan elkaar gaan klonteren. In de vriestunnel wordt het product uiteindelijk diepgevroren tot -12°C.
De vlokkenlijn begint na het optisch uitsorteren. In de trechter erboven vangen we de fritesstaafjes op die niet aan de kwaliteitseisen voldoen. Deze staafjes zijn de basis voor aardappelvlokken. Dit is een grondstof voor bijvoorbeeld onze specialiteiten, zoals aardappelkroketten, rösties, noisettes en duchesses. De blancheur gaart de fritesstaafjes voor om later puree te krijgen die voldoende gaar is. Een koeler zorgt ervoor dat de puree voldoende stevig is. Het koken van de fritesstaafjes gebeurd met stoom, totdat een puree ontstaat die net gaar is. Deze puree gaat via schroeven naar de bovenkant van de wals. Op de walsdroger, die met stoom wordt verwarmd, wordt de aardappelpuree gedroogd en ontdaan van vervuilingen die aan de opbrengrollen blijven kleven. De puree wordt aan de ene kant van de wals met verschillende rollen in een dunne laag op de wals aangebracht. Door de hoge temperatuur van de binnenste grote wals verdampt het water uit de pureelaag en ontstaat er een vel dat aan de wals blijft kleven. Dat vel snijden we aan de andere kant van de wals eraf. De flaker slaat het pureevel in kleine stukjes (vlokken) in verschillende groftes. Het zo ontstane product zuigen we af en pakken we vervolgens in.
Op de inpakafdeling wordt diepgevroren frites verpakt in hanteerbare eenheden. Op de weeginstallaties komen de frites in zakjes van 450g tot en met 5 kilozakken terecht. Vervolgens worden de zakjes gecontroleerd en voorzien van de juiste data en codes op de doos. De dozen
worden automatisch op pallets gezet. De laatste fase is het wikkelen van de pallets
en het transport naar het vrieshuis voor opslag. |